34495 |
een zandbad nemen |
aan het hoeieren zijn:
ān ǝt ui̯ǝrǝ zēn (L427p Obbicht)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een krankte in het lijf hebben:
hae haet n krängde in t lie.f (L427p Obbicht),
een krankte onder de leden hebben:
hae haet n krängde unger de lejer (L427p Obbicht)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜nj (L427p Obbicht)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
⁄nvoudig (L427p Obbicht)
|
eenvoudig [SGV (1914)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
hut:
hut (L427p Obbicht),
keet:
keet (L427p Obbicht)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17585 |
eerste baardharen |
duivelshaar:
duuvelshaor (L427p Obbicht),
melkbaardje:
melkbèrtje (L427p Obbicht),
nesthaar:
neshaor (L427p Obbicht)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32956 |
eerste hooioogst |
eerste snid:
ɛrstǝ snēt (L427p Obbicht)
|
Hier zijn opgenomen de benamingen van de eerste hooioogst die zijn opgegeven in tegenstelling tot die voor de tweede hooioogst; wanneer de opgave hetzelfde was als die voor hooi in het algemeen, is deze niet hier, maar bij het lemma ''hooi'' ondergebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128a]
I-3
|
21564 |
eerste opbod |
uitzet:
oetzèt (L427p Obbicht)
|
de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33709 |
egaliseren |
gelijkgraven:
gǝlīkgrāvǝ (L427p Obbicht),
planeren:
planērǝ (L427p Obbicht)
|
De grond met de schop egaliseren, al spittend gelijkmaken. [N 27, 11]
I-8
|
24430 |
egel |
stekelvarken:
o.
stekelvèrke (L427p Obbicht)
|
egel [SGV (1914)]
III-4-2
|