29055 |
geren |
geren:
giǝrǝ (L427p Obbicht)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
32979 |
gerst |
gerst:
gēęš (L427p Obbicht)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
poppen:
póppe (L427p Obbicht)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
dekrijp rind:
dɛkrīp rentj (L427p Obbicht)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
kapelletje:
kepelke (L427p Obbicht)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapūn (L427p Obbicht
[(verouderd)]
)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
gesneden bok:
gǝsnei̯ǝ bok (L427p Obbicht)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (L427p Obbicht),
gesneden beer:
gǝsnei̯ǝ bē̜r (L427p Obbicht),
gesneden berg:
gǝsnei̯ǝ bɛrx (L427p Obbicht)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
sjoon mit ein gasp (L427p Obbicht)
|
gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gestichde mès (L427p Obbicht)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|