e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerzielen allerzielen: alerzêêle (Obbicht), Allerziéle (Obbicht) Allerzielen. [N 06 (1960)] III-3-3
alles kwijt kats: [sic] Opm. kwijt = kwiet.  kasj (Obbicht) kwijt ["alles ~ "bij t knikkeren] [SGV (1914)] III-3-2
altaar altaar (<lat.): eltjer (Obbicht) Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
altaarbel bel: bel (Obbicht) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
angst angst: angs (Obbicht) angst [SGV (1914)] III-1-4
anker anker: anker (Obbicht) anker [SGV (1914)] III-3-1
appelmoes appelmoes: appelmoos (Obbicht), appelpruts: smalend genaamd.  appelprötsj (Obbicht) appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] III-2-3
aren lezen zomeren: zø̄mǝrǝ (Obbicht) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
armoedig armoedig: ermeujig (Obbicht) armoedig [SGV (1914)] III-3-1
armvol armvol: ennen hervel hui (Obbicht), hęrvǝl (Obbicht) armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4