34440 |
herdershond |
herdershond:
hęrdǝrshønjtj (L427p Obbicht)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
herdersschup:
hɛrdǝrsšø̜p (L427p Obbicht)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
21129 |
herenfiets |
herenfiets:
enen heërefits (L427p Obbicht)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
25151 |
herfstdraden |
zomervamen:
zomervaim (L427p Obbicht),
#NAME?
zomervaem (L427p Obbicht)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34145 |
herkauwen |
neringen:
nēreŋǝ (L427p Obbicht),
nēreŋǝn (L427p Obbicht)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hersens:
herse (L427p Obbicht)
|
hersenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
25576 |
het deeg op de werkbank verdelen |
afsteken:
āfstē̜kǝ (L427p Obbicht)
|
Het verdelen van het deeg in stukken die, eenmaal gevormd en gebakken, de bepaalde broodvorm met het bepaalde gewicht zullen geven. De bij deze vraag opgegeven woordtypen "afwagen", "wagen", "afwegen", zijn overgebracht naar het lemma ''deeg afwegen''. [N 29, 32a; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afdoen:
⁄t graas aafdoon (L427p Obbicht)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'het gras afmaaien\'? (afdoen, afsnijden) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19638 |
het licht aandoen |
het licht aandoen:
⁄t leech aandoon (L427p Obbicht)
|
Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
23609 |
het misboek omdragen |
het boek omdragen:
et book omdrage (L427p Obbicht)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|