24389 |
huisvlieg, vlieg |
huisvlieg:
hoesvleeg (L427p Obbicht),
vlieg:
vleeg (L427p Obbicht, ...
L427p Obbicht)
|
huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)]
III-4-2
|
19427 |
huisvuil |
rotzooi:
rotzooi (L427p Obbicht),
vuil:
vuil (L427p Obbicht)
|
Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23732 |
huiszegen |
huiszegen:
hoeszaege (L427p Obbicht)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17997 |
huiveren |
rijderen:
rie.ere (L427p Obbicht),
riejere (L427p Obbicht),
schuivering:
sjuvering (L427p Obbicht)
|
huiveren [SGV (1914)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18595 |
hul |
falie:
faalje (L427p Obbicht)
|
hul (kap) [SGV (1914)]
III-1-3
|
17959 |
hurken |
zich op de hukken zetten:
zich oppe huuke zètte (L427p Obbicht)
|
hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19886 |
huurhuis |
verhuurd huis:
verhuurt hoes (L427p Obbicht)
|
huurhuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
meepenning:
meepenning (L427p Obbicht)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
trouwen, het -:
⁄t trouwe(n) (L427p Obbicht)
|
huwelijk [SGV (1914)]
III-2-2
|
25154 |
ijspegel |
ijspegel:
iespegel (mv.) (L427p Obbicht),
ijspiel:
iespele (mv.) (L427p Obbicht),
ijspin:
iespin (mv.) (L427p Obbicht)
|
ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|