e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fopspeen fiep: fiep (Oirlo), tut: tut (Oirlo) fopspeen III-2-2
franciscaan franciscaan: franciskane (Oirlo), franciscanermonnik: franciskaner monnik (Oirlo) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3
franje frandel: frandel (Oirlo), franjel: frøndǝl (Oirlo) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
freesmachine frees: frē̜s (Oirlo) Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.] II-12
fris weer koud: ⁄t is kald bute (Oirlo) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fronsen rimpels trekken: reempels trekke (Oirlo) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit eten groezen: groene (Oirlo), vroeger, as de bòwáppel riep wòn, zate de meense duk òp de gro‰s te gro‰ze  groēze (Oirlo) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] || het ter plaatse eten van vers geplukt fruit III-2-3
fruit, ooft ooft: oeëft (Oirlo) ooft, fruit I-7
fruit, slechte kwaliteit kneuzel: kneuzel(ke) (Oirlo) vrucht, verschrompelde — I-7
fruiten aanbraden: pas op dat spöt  vlies anbraoje (Oirlo) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3