e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gleiswerk aardewerk: ęrdǝwērk (Oirlo) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
glijbaan roetsjbaan: roetsbaan (Oirlo) Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijbaan op het ijs slidderbaan: slibberbaan (Oirlo) glijbaan, in de sneeuw of op ijs III-4-4
glijden glijden: gleije (Oirlo, ... ), schuiven: schuve (Oirlo, ... ), slibberen: slibbere (Oirlo, ... ) glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2
glijden: uitglijden uitschetsen: (= uitglijden).  uŭtschetse (Oirlo) Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] III-3-2
glimlachen glimlachen: glimlache (Oirlo) onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4
glimworm glimworm: glimwörm (Oirlo, ... ) glimworm [ZND 18G (1935)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] III-4-2
gloed hitst: hetst (Oirlo) Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)] III-2-1
gloeilamp gloeilamp: D\'n tied van vur de gläöjlaamp was d\'n tied van \'t gläöjköwske  gläöjlaamp (Oirlo), hennenlucht: hennelucht (Oirlo), peer: Smiet die kepotte paer már bij die rotte paer, went ze zien allebej gén paer mér werd  paer (Oirlo) gloeilamp || gloeilamp van zeer laag wattage III-2-1
gloria gloria (lat.): gloria (Oirlo) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3