e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijsnagels ijsnagelen: īsnē̜gǝl (Oirlo  [(enk -nāgǝl)]  ) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijspeem: (verkleinwoord: iespeemke; meervoud: iespeme).  iespeem (Oirlo), ijspin: ies-pinne (mv.) (Oirlo), (verkleinwoord: iespinneke; meervoud: iespinne). (dit is een variant van iespeem).  iespin (Oirlo) ijskegel, ijspegel || ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogeltje: iesvuggelke (Oirlo), koningsvissertje: kunningsvisserke (Oirlo) ijsvogel || ijsvogeltje III-4-1
ijver ijver: iever (Oirlo) toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)] III-1-4
ijverig ijverig: ieverig (Oirlo) met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijsregen: Note: begrip ijsregen: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").  iesraegen (Oirlo), ijzel: īēzel (Oirlo), Note: begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").  iēzel (Oirlo) ijsregen || ijzel || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: iezele (Oirlo), iēzele (Oirlo), īēzele (Oirlo), ’t īēzelt (Oirlo) ijzelen [N 22 (1963)], [SGV (1914)] || ijzelen, bevriezen van neerslag III-4-4
ijzen verschrikkelijk vinden: verschikkelijk viende (Oirlo) vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzerbalk ijzerbalk: ijzerbalk (Oirlo) De horizontale balk waarin bij de standerdmolen het boveneinde van het staakijzer draait en bij de Hollandse molen het boveneinde van de koning. In dit lemma zijn alle opgaven bijeengeplaatst, die betrekking hebben op de ijzerbalk in standerdmolens. Bovendien is hier materiaal opgenomen waarvan door de invullers niet is vermeld voor welk type windmolen het van toepassing is. De opgaven die specifiek de ijzerbalk van de Hollandse molen aanduiden, zijn bijeengeplaatst in het lemma ɛijzerbalk van de Hollandse molenɛ.' [N O, 29d; N O, 16k; A 42A, 17] II-3
ijzeren gaffel, oogstgaffel gavel: gāvǝl (Oirlo) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3