e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaatsen ballen: balə (Oirlo) kaatsen [RND] III-3-2
kaatsen (ballen) ballen: balle (Oirlo) Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kabeljauw kwabaal: kabeljauwachtige vis  kwabaol (Oirlo) kabeljauw III-2-3
kabouter aardmannetje: erdmenneke (Oirlo) kabouter [SGV (1914)] III-3-3
kachel, stoof kachel: kaxəl (Oirlo), mit iemes nie de káchel kunne ánmake: met iemand niet kunnen doen, wat men zou willen doen  káchel (Oirlo), stoof: stōf (Oirlo) kachel [SGV (1914)] III-2-1
kachelpijp kachelbuis: káchelbuūs (Oirlo), kachelpijp: káchelpiēp (Oirlo) ijzeren buis als rookgeleider || kachelpijp III-2-1
kachels zwarten potloden: pǫtluǝjǝ (Oirlo) Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.] II-11
kachelzwartsel potlood: pǫtluǝt (Oirlo) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.] II-11
kadaver dood beest: doëd biëst (Oirlo), kapot beest: kǝpot biǝst (Oirlo) Dood beest. [N 38, 20] || Hoe noemt u het lijk van een dier (kadaver, lijk, dood-beest) [N 83 (1981)] I-11, III-4-2
kade kaai: kaai (Oirlo), kade: kade (Oirlo) de walkant langs een vaarwater of haven waaraan de schepen kunnen aanleggen, laden en lossen [kade, kaai, ka, lossing] [N 90 (1982)] III-3-1