e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kandelaar op het altaar kaarsenluchter: kerseluchters (Oirlo) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3
kandijsuiker borstklont: baorskloont (Oirlo), borstsuiker: baorssoeker (Oirlo), kandijsuiker: kândeej (Oirlo), kândeejsoeker (Oirlo) bruin/zwarte kandijklontjes || kandij || kandijsuiker || witte en bruine kandijsuiker III-2-3
kaneel kaneel: t laeve is n pi‰p kenieël, ieder lekt r an en kriegt zien dieël (pseudodefinitie van het leven)  kenieël (Oirlo) kaneel III-2-3
kans kans: kans (Oirlo) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] III-3-2
kantongerecht kantongerecht: kantongerecht (Oirlo) het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)] III-3-1
kanunnik kanunnik (<lat.): kenunik (Oirlo) Een wereldlijke R.K. geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel van een kathedrale kerk, kanunnik. [N 96D (1989)] III-3-3
kap huif: huif (Oirlo) Dat deel van de klomp dat zich boven de voorvoet bevindt. Zie ook afb. 257. Bij de hoge klomp loopt de kap tot boven de wreef door, bij de lage klomp is de kap veel lager en korter. [N 97, 30; monogr.] II-12
kap van een lange schoudermantel muts: muts (Oirlo) kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapelaan kapelaan: keplaon (Oirlo) Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)] III-3-3
kapelletje heiligenhuisje: hellige huuske (Oirlo) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3