e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroep kroep: kroep (Oirlo) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)] III-1-2
kroeshaar kroeshaar: kroeshäör (Oirlo) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krollen janken: janke (Oirlo) Hoe noemt u het geluid van een krolse vrouwelijke kat [N 83 (1981)] III-2-1
krom, met bochten krom: kroom (Oirlo), krôm (Oirlo) afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] || krom [SGV (1914)] III-4-4
krommen krommen: kromme (Oirlo) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen krommen: kromme (Oirlo), ombuigen: umbeugen (Oirlo), umbuëge (Oirlo) krommen [SGV (1914)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
kroonkandelaar, luster kaarsenkroonluchter: kersekroeënluchter (Oirlo), kroonluchter: kroeënluchter (Oirlo) aan het gewelf hangende lichtkroon || kaarsenlichtkroon III-2-1
kroonlijst muizetand: mūzǝntānt (Oirlo) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kroonluchter luchter: luchter (Oirlo) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kruias, kruirad haspel: haspǝl (Oirlo), kruirol: kruirol (Oirlo) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3