e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rochelen rochelen: rochele (Oirlo), rochelen (Oirlo) rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rochet kleed: klieed (Oirlo) Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rode aalbes miemer: mimer (Oirlo), rode miemer: De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  roeëje miemer (Oirlo) aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)] I-7
rode biet kroot: krōt (Oirlo), krūǝt (Oirlo) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosbes moelbeer: moelbaere (Oirlo) De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)] III-4-3
rode kool rode kappes: rojjekáppes (Oirlo), rood moes: roeëdmoes (Oirlo) gekookte rodekool || Rode kool (als plant of gewas) I-7, III-2-3
rode renet, sterappel binnenrode: sterappel  binnerojje (Oirlo) appel, soort I-7
roede roe(de): roei (Oirlo) een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)] III-3-1
roede, maat van 14 m2 roede: en roej (Oirlo) de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)] III-4-4
roedewiggen zijspieën/-spijen: zijspieën/-spijen (Oirlo) De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76] II-3