e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schip schip: schip (Oirlo), sxip (Oirlo) schip [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schipper schipper: sxipər (Oirlo) schipper [RND] III-3-1
schipperen schipperen: schippere (Oirlo) naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)] III-1-4
schitteren schitteren: schittere (Oirlo) een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)] III-4-4
schoeisel t leer]: schoen (Oirlo), schōēn (Oirlo) schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)] III-1-3
schoen schoentje: schoentje (Oirlo) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3
schoen: algemeen schoen: schoen (Oirlo, ... ), schōēn (Oirlo) schoen [SGV (1914)] || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenarm schudijzer: schudijzer (Oirlo) De vooruitstekende arm aan het schoen die tegen de klapspaan aan het staakijzer slaat. Zie ook de toelichtingen bij de lemmata ɛschoenɛ en ɛspeelman, klapspaanɛ. In l 265 was de schoenarm van ijzer.' [N O, 19k; A 42A, 19] II-3
schoenborstel schoenborstel: schoēnbaorsel (Oirlo, ... ), zie tekeningetjes.  schoenborstel mit beugel (Oirlo, ... ), schoenborstel vur ien te wrieve (Oirlo, ... ), schoenborstel vur uut te wrieve (Oirlo, ... ), wiksborstel: wiksb(a)ors(t)el (Oirlo, ... ) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schoenborstel III-1-3, III-2-1
schoenen (mv.) schoenen (mv.): schoen (Oirlo) schoenen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3