e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlag vlag: vlag (Oirlo) vlag [SGV (1914)] III-3-1
vlak, gelijk vlak: vlak (Oirlo) vlak [SGV (1914)] III-4-4
vlaktex vlakte: en vlakte (Oirlo) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlam vlam: vlam (Oirlo), vuur (Oirlo) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1
vlechten vlechten: vlechte (Oirlo) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vleermuis vleermuis: flaermoēs (Oirlo) vleermuis III-4-2
vlees vlees: fleis (Oirlo) vlees [DC 03 (1934)] III-2-3
vleesmade, larve van de bromvlieg made: maaj (Oirlo) made, pootloze larve ve vleesvlieg III-4-2
vleien flemen: fleme (Oirlo), (kinderen).  fleme (Oirlo, ... ), flikflooien: flikflojen (Oirlo), vleien: vleie (Oirlo) flikflooien [SGV (1914)] || iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)] || vragen op een vleiende toon [afkuiten] [N 85 (1981)] III-3-1
vleier kontenkruiper: koontekroeper (Oirlo) een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)] III-3-1