e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenverdieping bovenverdieping: bøͅvəvərdipeŋ (Oirlo) bovenverdieping [SGV (1914)] III-2-1
box looprek: loëp-rek (Oirlo) toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadpan braadpan: braoj-pan (Oirlo, ... ), braojpan (Oirlo), braadpot: braoj-pot (Oirlo) braadpan || Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: braojwaorst (Oirlo) braadworst III-2-3
braaf braaf: braaf (Oirlo, ... ), broaf (Oirlo), brááf (Oirlo), zoet: (klein kind).  zuut (Oirlo) braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)] III-1-4
braam braam: brǭm (Oirlo) Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.] II-11
braambes braamberen: bro̝mbē̝ͅrə (Oirlo), brömbêr (Oirlo) braam(bessen) [RND] || braambes [SGV (1914)] III-4-3
braambessen braamberen: brǫmbē̜rǝ (Oirlo) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik braambeerstruik: brömbêrstroek (Oirlo), braamberen: bròmbaer (Oirlo), brômbaere (Oirlo), braamberenstruik: bròmbaerestroek (Oirlo) braam (struik) || braam (vrucht) || braamstruik [SGV (1914)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: broaje (Oirlo), garen: gare (Oirlo) braden [SGV (1914)] || gaar braden III-2-3