e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buizerd buizerd: būzerd (Oirlo) buizerd III-4-1
bulderen van de storm donderen: dôndere (Oirlo), flink stormen: ⁄t störmt flienk (Oirlo) een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] || storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)] III-4-4
bullebak bullebak: bullebak (Oirlo) iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] III-3-1
bundel groenten bos: boes (Oirlo) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3
bundel, bussel bos: bòs (Oirlo, ... ) bundel [SGV (1914)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: boender (Oirlo, ... ) bunder [SGV (1914)] || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)] III-4-4
bunzing ulk: ulk (Oirlo, ... ) bunzing [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)] III-4-2
buren (ww.?) buren zijn: buur zien (Oirlo) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] III-3-1
burgemeester burgemeester: burgemaester (Oirlo), burger: burger-de (Oirlo) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1
busbrood busbrood: busbroeëd (Oirlo), potweg: potweg (Oirlo) brood dat in een blik is gebakken || brood wat in een pot of een ketel gebakken werd III-2-3