e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
damp, stoom stoom: stoum (Oirlo), wasem: wássem (Oirlo) stoom [SGV (1914)] || wasem, damp III-4-4
dampen dampen: daampe (Oirlo), dámpe (Oirlo), fompen: foompe (Oirlo), smoken: smoeëke (Oirlo), zwaaien: De moeër stöt te zwaaje òp \'t fernuus: de waterketel staat te stomen op het fornuis  zwaaje (Oirlo) dampen || intensief de pijp of sigaren roken || paffen || roken met dikke walm || wasemen III-2-1, III-2-3
darm darm: daerm (Oirlo), dè:rəm (Oirlo) darm [DC 02 (1932)] || darm, darmen [N 10b (1961)] III-1-1
das, sjaal das: das (Oirlo, ... ), sjaal: sjaal (Oirlo) das (doek) [SGV (1914)] || das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
dasspeld dasspeld: dasspeld (Oirlo) dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)] III-1-3
de absolutie geven absolutie (<fr.) geven: abselusie gève (Oirlo) De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)] III-3-3
de avond luiden avond luiden: aovendluuje (Oirlo) Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de baas spelen baas willen spelen: baas wille speule (Oirlo), bazig zijn: bazig zien (Oirlo), de baas spelen: de baas speule (Oirlo), de baas zijn: den baas zien (Oirlo), het te zeggen hebben: den het ⁄t daor te zegge (Oirlo) de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || de verantwoording hebben over een zaak of instelling [beheren, regeren] [N 85 (1981)] || een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
de catechismusles bijwonen naar de catechismus gaan: nao de katechissemus gaon (Oirlo) De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)] III-3-3
de catechismusles verzuimen niet naar de catechismus gaan: nie nao de katechissemus gaon (Oirlo) De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)] III-3-3