e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deeg kneden kneden: knējǝ (Oirlo), knē̜jǝ (Oirlo) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
deerniswekkend medelijden hebben: mitlieje hebbe (Oirlo) een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)] III-1-4
degelijk terdege: terdege (Oirlo), uit de grond: ut te groond (Oirlo) degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] || grondig [SGV (1914)] III-1-4
dekbed pulf: pulf (Oirlo), pulft (Oirlo), dik gevuld met kippeveren  pulf (Oirlo) dekbed || Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)] || veren bovenbed III-2-1
deken deken: daeke (Oirlo), Allemól die slaope ònder de endere deke, kri‰ge aensláng ok de endere streke: wie met pek omgaat, wordt er mee besmet Onder de dekes kroepe: naar bed gaan  deke (Oirlo) deken || Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] III-2-1, III-3-3
dekenaat dekenaat (<fr.): daekenaat (Oirlo) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
dekken berijden: bereeje (Oirlo), bespringen: bespringe (Oirlo), dekken: dekke (Oirlo), overdekken: aoverdekke (Oirlo), remmelen: konijnen  remmel (Oirlo) dekken, bevruchten || dekken, opnieuw laten — || Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] III-4-2
deksel deksel: ei zonder j  deiksel (Oirlo) deksel [SGV (1914)] III-2-1
deksel van de metalen gierton dek: dęk (Oirlo) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1
deksel van een doodskist deksel: deksel (Oirlo) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)] III-2-2