e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drukte maken drukte maken: drukte make (Oirlo) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] III-1-4
drukte, gedoe ambras: mar.: fr. embarras  ámbras (Oirlo), bohei (rh.): behaej (Oirlo), drukte: drukte (Oirlo), ravage: revázzie (Oirlo) drukte || drukte, rompslomp || een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || opvallende bedrijvigheid III-1-4
druppel drup: ennen drup water (Oirlo), druppel: druûpel (Oirlo), ennen druppel (Oirlo, ... ), regendrup: (verkleinwoord: raegendröpke; meervoud: raegendröp).  raegendrop (Oirlo) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] || regendruppel III-4-4
dubbelschaar van de aanaardploeg aanaarders: anārdǝrs (Oirlo), schaar: sxār (Oirlo) Zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 83b; monogr.; add. uit N 12, 25] I-5
dubbeltje dubbeltje: en döbbeltje (Oirlo) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duif (alg.) duif: doef (Oirlo) Duif [SGV (1914)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Oirlo, ... ) duif || Duif [SGV (1914)] III-4-1
duif, overige soorten blauwe: duif met blauwachtige kleur  blaowe (Oirlo), duivin  blaow (Oirlo), pauwenstaart: powwestárt (Oirlo), postduif: paosdoēf (Oirlo), veldkretser: die op de akker voedsel zoekt  veldkretser (Oirlo), witkop: witkop (Oirlo) duif, naar kleur || postduif || sierduif || veldduif III-4-1
duiker duiker: duiker (Oirlo), romp: roomp (Oirlo) de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)] III-3-1
duim deurduim: dø̄rdum (Oirlo), duim: doem (Oirlo), toren: tūr (Oirlo) duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.] II-9, III-1-1