20907 |
gebakken appelschijven |
koekappel:
koēkáppel (L216p Oirlo)
|
grote appel, die in schijven gesneden, in een pannekoek gebakken wordt
III-2-3
|
23700 |
gebed |
gebed:
gebed (L216p Oirlo)
|
Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23701 |
gebeden |
gebeden:
gebeje (L216p Oirlo)
|
De gebeden meervoud. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23679 |
gebedsweek |
gebedsweek:
gebedswaek (L216p Oirlo)
|
Een gebedsweek. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30204 |
gebint |
sparren:
sparǝ (L216p Oirlo)
|
Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.]
II-9
|
17623 |
gebit |
gebit:
gebit (L216p Oirlo)
|
gebit [N 10a (1961)]
III-1-1
|
30037 |
gebluste kalk |
leskalk:
lø̜skalǝk (L216p Oirlo)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
22513 |
geboortefeest |
kindjeskoffie:
kiendjeskoffie (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)] || Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20182 |
geboren worden |
geboren zijn:
den is ien ... gebore (L216p Oirlo)
|
Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19725 |
gebouw |
bouw:
bou̯ (L216p Oirlo),
gebouw:
gebow (L216p Oirlo),
tempel:
tempel (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
De direkteur wónt ien ennen tempel
tempel (L216p Oirlo)
|
gebouw || groot gebouw || grote ruimte || grote woning
III-2-1
|