22622 |
kaatsen |
ballen:
balə (L216p Oirlo)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
22369 |
kaatsen (ballen) |
ballen:
balle (L216p Oirlo)
|
Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20628 |
kabeljauw |
kwabaal:
kabeljauwachtige vis
kwabaol (L216p Oirlo)
|
kabeljauw
III-2-3
|
23212 |
kabouter |
aardmannetje:
erdmenneke (L216p Oirlo)
|
kabouter [SGV (1914)]
III-3-3
|
19751 |
kachel, stoof |
kachel:
kaxəl (L216p Oirlo),
mit iemes nie de káchel kunne ánmake: met iemand niet kunnen doen, wat men zou willen doen
káchel (L216p Oirlo),
stoof:
stōf (L216p Oirlo)
|
kachel [SGV (1914)]
III-2-1
|
19733 |
kachelpijp |
kachelbuis:
káchelbuūs (L216p Oirlo),
kachelpijp:
káchelpiēp (L216p Oirlo)
|
ijzeren buis als rookgeleider || kachelpijp
III-2-1
|
31565 |
kachels zwarten |
potloden:
pǫtluǝjǝ (L216p Oirlo)
|
Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.]
II-11
|
31566 |
kachelzwartsel |
potlood:
pǫtluǝt (L216p Oirlo)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.]
II-11
|
24296 |
kadaver |
dood beest:
doëd biëst (L216p Oirlo),
kapot beest:
kǝpot biǝst (L216p Oirlo)
|
Dood beest. [N 38, 20] || Hoe noemt u het lijk van een dier (kadaver, lijk, dood-beest) [N 83 (1981)]
I-11, III-4-2
|
21191 |
kade |
kaai:
kaai (L216p Oirlo),
kade:
kade (L216p Oirlo)
|
de walkant langs een vaarwater of haven waaraan de schepen kunnen aanleggen, laden en lossen [kade, kaai, ka, lossing] [N 90 (1982)]
III-3-1
|