id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18293 | kapmantel | cape (eng.): keep (Oirlo), dominie: [sic] dominie (Oirlo) | kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18417 | kapoets | kapoets: kapoets (Oirlo) | kapoets, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3 |
18176 | kapothoedje | kapothoedje (<fr.): kepot-huŭtje (Oirlo) | kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3 |
18646 | kaproen | kaproen: kapruin (Oirlo) | kapruin, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3 |
19483 | kapstok | kapstok: \'n Neus is genne kápstok: men moet niet alles vertellen Wat án de kápstok hánge: iets uitstellen kápstok (Oirlo) | kapstok III-2-1 |
22254 | kapucijn | kapucijn: kappesiene (Oirlo) | Een Capucijn [Kappesijn, bedelmonnik]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
33517 | kapucijner | kapucijners: kappesien(d)ers (Oirlo), kappesienders (Oirlo) | De capucijner; het zaad van een erwtesoort, vrij groot en vaalbruin van kleur; bij het koken blijft het heel en wordt bruin; het wordt ook jong en vers gegeten (grauwe erwt, oud wijf, keker, schokker, sisser, kapucijner, kapusien). [N 82 (1981)] I-7 |
21760 | kar | kar: kar (Oirlo), kɛr (Oirlo) | Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13 |
18944 | karakter (aard) | aard: aard (Oirlo), inborst: ienboarst (Oirlo), ienbourst (Oirlo), wezen: waeze (Oirlo) | aard (karakter) [SGV (1914)] || aard, wezen || aard. karakter || karakter [SGV (1914)] III-1-4 |
24072 | kardinaal | kardinaal (<fr.): kardinaal (Oirlo) | Een kardinaal. [N 96D (1989)] III-3-3 |