18340 |
leren beenkap |
gamasche:
kemasse (L216p Oirlo),
leren omhulsel onder de knie tot op de bouwschoenen
kemasse (L216p Oirlo)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18653 |
leren muts die onder de kin wordt gesloten |
leren muts:
waarvan de gevoerde kôs wörre ôpgeslage
laere muts (L216p Oirlo)
|
muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21375 |
leren, studeren |
studeren:
studieren (L216p Oirlo)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
en leuge (L216p Oirlo)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
grote stoel:
groeëtestoēl (L216p Oirlo),
proost:
prōͅst (L216p Oirlo),
prôst (L216p Oirlo),
zorg:
zörg (L216p Oirlo)
|
Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)] || leunstoel || stoel met armleuning behorend bij een meublement
III-2-1
|
21341 |
leurder |
kramer:
enne kremmer (L216p Oirlo),
kruier:
enne kruër (L216p Oirlo),
lappenkerel:
de lappekêl (L216p Oirlo),
reizende winkelier:
reizend winkelier (L216p Oirlo),
schooier:
enne schôjer (L216p Oirlo)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
neven de deur gaan:
nevve de deurgaon! (L216p Oirlo)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20188 |
leven (zn) |
mensenleven:
meenslaeve (L216p Oirlo)
|
mensenleven
III-2-2
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
⁄t laeve (L216p Oirlo)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
laever (L216p Oirlo)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|