24568 |
lievevrouwebedstro |
bedstro:
bedstro (L216p Oirlo),
reindersknoppen:
Heukels: tandzaad of boerenwormkruid
reindersknoppen (L216p Oirlo)
|
Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (L216p Oirlo)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
26438 |
ligger |
ligger:
ligger (L216p Oirlo)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
24485 |
liguster |
ligusterheg:
leguster-heg (L216p Oirlo)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
lieje (L216p Oirlo)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20443 |
lijkbaar |
lijkbaar:
liekbaar (L216p Oirlo),
liekbaor (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)] || lijkbaar
III-2-2, III-3-3
|
20254 |
lijkenhuisje |
dodenhuisje:
doeejehuuske (L216p Oirlo),
lijkenhuisje:
liekehuuske (L216p Oirlo)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20186 |
lijkstro |
dodenbosje:
De lijkkist werd dan op een wagen of kar geplaatst. De bodem was bedekt met stro. Bij kruispunten van wegen werd halt gehouden en, volgens oud gebruik, een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel van een heidens gebruik, om boze geesten op een dwaalspoor te brengen
dojjeböske (L216p Oirlo),
lijkenstrooi:
liekeströj (L216p Oirlo),
lijkstrooi:
liekströj (L216p Oirlo),
strooibosje:
Bij begrafenissen stond vroeger de lijkkist op stro op een kar. Bij kruispunten en splitsingen van wegen werd halt gehouden en een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel uit de heidense tijd: een poging om boze geesten op een dwaalspoor te brengen
ströjböske (L216p Oirlo)
|
bosje stro || lijkstro || strobosje (zie toel.)
III-2-2
|
20466 |
lijkwagen |
lijkenwagen:
liek(e)wage (L216p Oirlo),
lijkwagen:
liekwage (L216p Oirlo)
|
de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)] || lijkwagen
III-2-2
|
20423 |
lijkweg |
lijkweg:
speciale route die door de begrafenisstoet gevolgd wordt
liekweg (L216p Oirlo)
|
lijkweg
III-2-2
|