32585 |
mestkar |
mestkar:
[mest]kár (L216p Oirlo)
|
De kar waarmee men stalmest naar het land vervoerde. Als deze kar niet uitsluitend voor het vervoer van mest bestemd was, werd ze na het mestuitrijden gereinigd. Als mestkar gebruikte men meestal de korte kar (L 115 vroeger, 159a, 163, 192a vroeger, 192b, 209, 216, 246 vroeger, 248, 265, 265b, 266, 288, 289, 290, 292, 320a, 324, 331, 331b, 369, 422), de slagkar (L 115 later, 192a later, 246 later, 247, 248, 265b, 270, 292, 294, 318b, Q 27, 191, 204a) en de aardkar (L 289, 314, 360, 364, 366, 367). Voor deze kartypen zij verwezen naar de aflevering betreffende de (oude) landbouwvoertuigen e.a.. Termen als mestwagen wijzen op een moderner vervoermiddel, dat - ook al is het tweewielig - wagen wordt genoemd, omdat het met luchtbanden is uitgerust. [N 11A, 7; N 17, 2a + 3a + 8 add. + 15b; A 42, 8a + b; monogr.]
I-1
|
24335 |
mestkever |
mestkever:
mistkaever (L216p Oirlo)
|
Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
32839 |
mestplakken verspreiden |
flaters uitereenhouwen:
flātǝrs˱ ytǝręnhǫu̯ǝ (L216p Oirlo),
mest kloppen:
mest klǫpǝ (L216p Oirlo)
|
De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.]
I-2
|
32581 |
mestspade, mestmes |
korthak:
kǫrthak (L216p Oirlo),
mesthak:
mesthak (L216p Oirlo),
rossenhak:
rø̜shak (L216p Oirlo),
turfspade:
tø̜rǝfspāi̯ (L216p Oirlo)
|
Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.]
I-1
|
33622 |
mestvaalt |
meste, miste:
mestə (L216p Oirlo),
mesthoop:
misthoup (L216p Oirlo),
mestkuil:
mistkoel (L216p Oirlo)
|
[N 11A (zj)] [SGV (1914)]
I-7
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
met de schaal rondgaan:
mit de schaol roondgaon (L216p Oirlo)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17946 |
met grote stappen lopen |
afpassen:
afpasse (L216p Oirlo),
een grote schrede in de boks hebben:
den het enne groëte schriej ien de boks (L216p Oirlo),
grote passen maken:
grote} passe [maken (L216p Oirlo),
schrijden:
schrieje (L216p Oirlo)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20570 |
met kleine hapjes eten |
gauw eten:
gauw aete (L216p Oirlo)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22347 |
met sneeuwballen gooien |
sneeuwbollen smijten:
snējbøͅl smītə (L216p Oirlo)
|
Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19062 |
met tegenzin |
tegen heug en meug:
tège heug en meug (L216p Oirlo)
|
tegen heug en meug [SGV (1914)]
III-1-4
|