20573 |
middagmaal |
middag, de -:
we hebbe de middeg al òp
middeg (L216p Oirlo),
middageten:
middagaete (L216p Oirlo),
middageten (L216p Oirlo),
middeg-aete (L216p Oirlo)
|
het eten smiddags || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] || warm middageten
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
kunning (L216p Oirlo)
|
De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17668 |
middelvinger |
middelvinger:
mīddelvīnger (L216p Oirlo)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23358 |
middenpad |
middenpad:
middenpad (L216p Oirlo)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17690 |
middenrif |
middelrif:
middelrif (L216p Oirlo)
|
Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middelrif, middelvlies). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23353 |
middenschip |
middenschip:
middenschip (L216p Oirlo)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24352 |
mier |
zeikdempel:
zekdempel (L216p Oirlo)
|
mier
III-4-2
|
33555 |
mierikswortel |
mierikswortel:
mierikswortel (L216p Oirlo)
|
De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)]
I-7
|
24353 |
mijt |
mijt:
spinachtig mete zuigende monddelen
miet (L216p Oirlo)
|
mijt (insect)
III-4-2
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikke (L216p Oirlo),
mikə (L216p Oirlo)
|
lonken (mikken) [RND] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|