20482 |
nicht |
genichten:
genichte (L216p Oirlo),
nicht:
neen
nicht (L216p Oirlo)
|
gezamenlijke nichten || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
niere (L216p Oirlo)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24716 |
niet gedijen |
het niet doen:
bv. die tulpe doen ’t nie (goed)! (L216p Oirlo),
schraal (omschr.):
schräöl (L216p Oirlo)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21654 |
niet gunnen |
neven de neus gaan:
dat göt ⁄n nevvede neus (L216p Oirlo),
niet gunnen:
ze hebben ⁄t mej nie gegund (L216p Oirlo)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
30331 |
niet haaks |
schiks:
sxeks (L216p Oirlo)
|
Niet zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. [N 53, 199b; monogr.]
II-12
|
18801 |
niet helder van geest |
halfwijs:
halfwies (L216p Oirlo),
verdutseld:
den is verdutseld (L216p Oirlo)
|
niet goed snik || niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
dat paest nie (L216p Oirlo)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18921 |
nietsnut |
lamzak:
enne lamzak (L216p Oirlo),
lamzak (L216p Oirlo),
laplander:
láplender (L216p Oirlo),
lapzwans:
lápswâns (L216p Oirlo),
luierik:
luierik (L216p Oirlo),
strontkerel:
stroontkél (L216p Oirlo),
vuilerd:
voelerd (L216p Oirlo)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] || nietsnut || nietsnut, luilak || nietsnutter, onbehouwen vent || vent van niks, zonder inhoud
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
duistere maan:
düstere moan (L216p Oirlo),
nieuwe maan:
neej maon (L216p Oirlo),
Opm. dit is een zijw. uitdrukking (zijw. = zijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "zij").
neej maon (L216p Oirlo)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || nieuwe maan || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
Ni-j-jaor (L216p Oirlo),
nijjaor (L216p Oirlo)
|
1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|