25067 |
aandeel, part |
part:
part (L216p Oirlo)
|
het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19268 |
aandringen |
aandringen:
andringe (L216p Oirlo)
|
met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20350 |
aangetrouwd |
aangetrouwd:
ángetrowd (L216p Oirlo)
|
aangetrouwd; door trouwen aan familie (etc.) verwant
III-2-2
|
21470 |
aangeven, verklikken |
aangeven:
angaeve (L216p Oirlo)
|
een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19975 |
aanhitsen |
aanhissen:
ánhisse (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
ânhisse (L216p Oirlo),
hissen:
hisse (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] || ophitsen ve hond
III-2-1
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
handvollen:
haffele (L216p Oirlo)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18883 |
aanhoudend klagen |
blijven zaniken:
blieve zanikke (L216p Oirlo)
|
aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25243 |
aanhoudend regenen |
blijven doorregenen:
’t blieft ma durraegene! (L216p Oirlo),
blijven regenen:
’t blieft raegene (L216p Oirlo)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21847 |
aanhoudend vragen |
zaniken:
zannike (L216p Oirlo)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21707 |
aankondigingskastje |
aanplakbord:
anplekbaord (L216p Oirlo)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|