24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
de maerge (L216p Oirlo),
ochtend:
merge (L216p Oirlo),
mèrge (L216p Oirlo),
vurmiddag (L216p Oirlo),
s morgens:
almaerges (L216p Oirlo),
voormiddag:
vurmiddeg (L216p Oirlo),
Opm. dit is oud Venrays!
veurmiddeg (L216p Oirlo)
|
s morgens) [DC 65 (1990)], [N 91 (1982)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
ien t oktaaf (L216p Oirlo)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
aan de kant:
a͂n de kânt (L216p Oirlo),
kant:
kant (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo,
L216p Oirlo),
ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.
kānt (L216p Oirlo),
oever:
ōēver (L216p Oirlo)
|
oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] || oeverhelling [SGV (1914)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (L216p Oirlo)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (L216p Oirlo),
offerstok:
offerstok (L216p Oirlo)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
rondgang:
roondgang (L216p Oirlo),
bv bij begrafenis
roondgang (L216p Oirlo)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] || De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
kerkencent:
kerkecent (L216p Oirlo),
offergeld:
offergeld (L216p Oirlo)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
ps. boven de ‰ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
ēfkəs (L216p Oirlo),
hortje:
hortje (L216p Oirlo),
houwmouw:
Vb. ien ennen haowmow waar t gebeurd. (ps. er staat haowmow in het voorbeeld; waarschijnlijk moet het haowmaow zijn?!).
haowmaow (L216p Oirlo),
tijdje:
en tiedje (L216p Oirlo)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblik, korte tijd || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
32574 |
ogenschijnlijk goed bemesten |
op het oog werken:
op˱ ǝt˱ o ̝ǝx węrǝkǝ (L216p Oirlo)
|
Een akker bij gebrek aan mest of uit zuinigheid alleen aan de kanten of aan de zijde van de weg goed bemesten, om later het daar goed gedijende gewas de indruk te laten wekken, dat het stuk in zijn geheel goed bemest werd. [N 11A, 32]
I-1
|
33558 |
okkernoot |
noot:
noot (L216p Oirlo),
noot, vrucht (L216p Oirlo),
noten (L216p Oirlo)
|
noot || noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|