e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ochtend (vanmorgen de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]: de maerge (Oirlo), ochtend: merge (Oirlo), mèrge (Oirlo), vurmiddag (Oirlo), s morgens: almaerges (Oirlo), voormiddag: vurmiddeg (Oirlo), Opm. dit is oud Venrays!  veurmiddeg (Oirlo) s morgens) [DC 65 (1990)], [N 91 (1982)], [SGV (1914)] III-4-4
octaaf octaaf (<fr.): ien t oktaaf (Oirlo) Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)] III-3-3
oever aan de kant: a͂n de kânt (Oirlo), kant: kant (Oirlo, ... ), ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  kānt (Oirlo), oever: ōēver (Oirlo) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4
offerande offerande (<fr.): offerande (Oirlo) De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)] III-3-3
offerblok offerblok: offerblok (Oirlo), offerstok: offerstok (Oirlo) Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergang rondgang: roondgang (Oirlo), bv bij begrafenis  roondgang (Oirlo) De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] || De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
offergeld kerkencent: kerkecent (Oirlo), offergeld: offergeld (Oirlo) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
ogenblikje, korte tijd, eventjes eventjes: ps. boven de ‰ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.  ēfkəs (Oirlo), hortje: hortje (Oirlo), houwmouw: Vb. ien ennen haowmow waar t gebeurd. (ps. er staat haowmow in het voorbeeld; waarschijnlijk moet het haowmaow zijn?!).  haowmaow (Oirlo), tijdje: en tiedje (Oirlo) een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblik, korte tijd || ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
ogenschijnlijk goed bemesten op het oog werken: op˱ ǝt˱ o ̝ǝx węrǝkǝ (Oirlo) Een akker bij gebrek aan mest of uit zuinigheid alleen aan de kanten of aan de zijde van de weg goed bemesten, om later het daar goed gedijende gewas de indruk te laten wekken, dat het stuk in zijn geheel goed bemest werd. [N 11A, 32] I-1
okkernoot noot: noot (Oirlo), noot, vrucht (Oirlo), noten (Oirlo) noot || noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7