24757 |
ooievaarsbek |
duivenbek:
dōēve-bek (L216p Oirlo)
|
Kleine ooievaarsbek (geranium molle 5 tot 40 cm hoge plant die kort behaard is; de bladeren zijn 5- tot 7-spletig met 3-delige slippen; de bloemen zijn zeer klein en bleekpaars van kleur; de vruchten zijn aangedrukt behaard. Bloeitijd van mei tot septem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20356 |
oom |
oom:
oume (L216p Oirlo),
uuëm (L216p Oirlo),
neen
ōēəm (L216p Oirlo),
vroeger veelal voorafgegaan door de naam van de oom b.v.: Jan-oom (dus niet oom Jan!)
oeëme (L216p Oirlo)
|
getrouwde oom || oom [SGV (1914)] || oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19284 |
oordelen |
oordelen:
oerdiële (L216p Oirlo),
oeërdieële (L216p Oirlo)
|
door redeneren tot een gevolgtrekking komen, oordelen [schikken] [N 85 (1981)] || oordelen
III-1-4
|
18238 |
oorknop |
oorknop:
enne oer-knop (L216p Oirlo)
|
sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
oer-lel (L216p Oirlo)
|
oorlel, oorlelletje [N 10b (1961)]
III-1-1
|
21746 |
oorlog |
oorlog:
oerlog (L216p Oirlo)
|
de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21186 |
oorlogsschip |
oorlogsschip:
oerlogsschip (L216p Oirlo)
|
een schip gebouwd en uitgerust om in de oorlog gebruikt te worden [manwaar] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
oerbel (L216p Oirlo)
|
zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19409 |
oorvormig handvat |
oor:
oer (L216p Oirlo)
|
Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|