24361 |
oorworm |
oorworm:
oeërwörm (L216p Oirlo)
|
oorworm
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
kruipertje:
kruipertjes (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
lopertje:
luuëperke (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
oostindische kers:
oost-indischekers (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
[N 92 (1982)]Oostindische kers || Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
24868 |
oot |
evene:
even (L216p Oirlo),
oot:
oat (L216p Oirlo),
windhaver:
wīēndhaver (L216p Oirlo)
|
Oot, wilde haver (avena fatua 5 tot 20 cm groot. De plant is zodevormend, de bladeren zijn borstelvormig; de aartjes bevinden zich in dichte, aarvormige pluimen, klein, lichtgroen tot grijsachtig van kleur, kort genaald. Van april tot en met juni. Te vi [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23198 |
op bedevaart gaan |
meetrekken naar ...:
(samen met anderen).
mittrekke nao Aostrum of Tiendere (L216p Oirlo),
met de bedevaart gaan:
mit de beejvaart gaon (L216p Oirlo),
met de processie meegaan:
mit de presessie mitgaon (L216p Oirlo),
(samen met anderen).
mit de precessie mit gaon (L216p Oirlo),
op bedevaart gaan:
op bedevaart gaon (L216p Oirlo),
(alleen).
op bèvert (L216p Oirlo)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
ervandoor gaan:
d`r vandur gaon (L216p Oirlo),
er van dur goan (L216p Oirlo)
|
op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17966 |
op de schouder zitten |
paard rijden:
maeg ik op ôwe rug paerd rijje (L216p Oirlo)
|
rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de tiën loëpe (L216p Oirlo)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22682 |
op de vingers fluiten |
fluiten:
fløytə (L216p Oirlo)
|
Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25094 |
op een rij zetten |
in de rij zetten:
ien de rij zette (L216p Oirlo)
|
op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
sukkelen:
sukkele (L216p Oirlo)
|
lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|