e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijp doorroker: pijp met een geglazuurde kop waarop langzaam door verwarming, een figuur of spreuk zichtbaar wordt  durroeëker (Oirlo), neuswarmer: neuswaermer (Oirlo), pijp: Smokte gaer n pi‰p Dén lummel kriegt nog n zwaor pi‰pte roeëke De laeste pi‰p gesmókt hebbe: doodgaan Ik zie vandaag gén pi‰p tebák werd: ik ben vandaag helemaal niet fit Nòw göt mij de pi‰p uut: Nu snap ik er niets meer van Zien pi‰p in de tés halde: zn beurt afwachten en dan zn kans grijpen  piēp (Oirlo), tabakspijp: tebákspiēp (Oirlo) doorroker || pijp || pijp met gebogen korte steel || tabakspijp III-2-3
pijpenkrul pijpenkrul: (piepe-)krolle (Oirlo), piepe-krulle (Oirlo) spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)] III-1-1
pijpenrek pijpenrekje: piēperékske (Oirlo, ... ) pijpenrekje || wandplankje waarin pijpen kunnen hangen III-2-1
pijpensteel pijpensteel: Net zó vet as enne pi‰pesteel zien: mager zijn  piēpesteel (Oirlo) pijpesteel III-2-3
pijpenstrootje pijpenspier: piēpespier (Oirlo), smele: gebruikt om pijpestelen schoon te maken  smeel (Oirlo) buntgrashalm || smele, buntgrashalm III-4-3
pilaar pilaar: pilaer (Oirlo) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pinda olienootje: òllienutje (Oirlo) pinda III-2-3
pink pink: peenk (Oirlo) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] III-1-1
pinksterbloem hondsbloem: hoondsbloem (Oirlo) akkerhoornbloem III-4-3
pinksteren pinksteren: pinkstere (Oirlo), Pinksteren (Oirlo) Pinksteren [SGV (1914)] || Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3