24490 |
populier (alg.) |
italiaanse populier:
Italiaanse populier (L216p Oirlo),
peppel:
peppel (L216p Oirlo),
populier:
populier (L216p Oirlo)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
20082 |
porseleinbloempje |
porselein:
porselein (L216p Oirlo),
schildersverdriet:
schildersverdriet (L216p Oirlo)
|
Porselein bloempje (saxifraga umbrosa). Het porselein bloempje, ook Judastranen geheten, doet dienst als dankbaar zaadplantje in niet al te natte en donkere tuinen, dat bij ons goed voort wil, maar bij strenge vorst, zonder sneeuwbedekking, meestal afster [N 92 (1982)]
III-2-1
|
19838 |
portaal |
portaal:
portaol (L216p Oirlo)
|
portaal
III-2-1
|
21481 |
portemonnee, beurs |
portemonnee (<fr.):
portemeneej (L216p Oirlo)
|
de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24365 |
pos |
joodje:
judje (L216p Oirlo)
|
pos (vis)
III-4-2
|
21203 |
postbode |
post:
de pôst (L216p Oirlo),
pōstə (L216p Oirlo)
|
de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND]
III-3-1
|
21141 |
postkoets |
diligence (fr.):
diligence (L216p Oirlo),
postkoets:
postkoets (L216p Oirlo)
|
een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21207 |
postzegel |
postzegel:
possegel (L216p Oirlo)
|
het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19569 |
pot voor eieren |
kruik:
mit kalkwater : om eieren te bewaren
kroek (L216p Oirlo)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19494 |
potkachel |
duiveltje:
kacheltje
dūvelke (L216p Oirlo)
|
soort van allesbrander
III-2-1
|