24711 |
ratelpopulier |
ratelpopulier:
ratelpopulier (L216p Oirlo)
|
De ratelpopulier; heeft bijna ronde bladeren met een gegolfde rand die aan lange platte stelen zitten; bij een beetje wind bewegen ze schuin langs elkaar, wat een ritselend geluid geeft (drilboom, vuilboom, klater, fledderaar, klaterteer, klatelleer). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20529 |
rauw |
groen:
gruun (L216p Oirlo),
rauw:
raow (L216p Oirlo),
rauw (L216p Oirlo)
|
rauw, niet gekookt/gebraden || rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
ravotten:
revotte (L216p Oirlo),
rulsen:
rulsen (L216p Oirlo),
worstelen:
worstele (L216p Oirlo)
|
stoeien [SGV (1914)] || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
raaze (L216p Oirlo),
raoze (L216p Oirlo),
sakkeren:
sákkere (L216p Oirlo)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] || razen, tieren || vloeken, tieren, te keer gaan
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol van gift:
döl van gif (L216p Oirlo)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
duwen:
dowe (L216p Oirlo),
stoten:
stoeëte (L216p Oirlo)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21356 |
rechtbank |
rechtbank:
rechtbank (L216p Oirlo)
|
rechtbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stelten:
stelte (L216p Oirlo)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24975 |
rechtop |
rechtop:
raechtòp (L216p Oirlo),
raechòp (L216p Oirlo)
|
rechtop
III-4-4
|
21720 |
rechtspreken |
uitspraak doen:
uutspraok dōēn (L216p Oirlo)
|
rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|