18712 |
regenpijpen |
regenpijpen:
raegen-pīēpe (L216p Oirlo)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25180 |
regenwolkje |
het betrekt:
’t betrekt (L216p Oirlo),
waterlucht:
en waterlôcht (L216p Oirlo)
|
regen-voorspellend wolkje bij ondergaande zon [watermenneke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24308 |
regenworm |
dauwpier:
doepier (L216p Oirlo),
dauwworm:
daowwörm (L216p Oirlo),
pier:
pier (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
piēr (L216p Oirlo),
regenworm:
raegenwörm (L216p Oirlo)
|
pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)] || regenworm
III-4-2
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
reike (L216p Oirlo)
|
reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21195 |
reis |
reis:
reis (L216p Oirlo)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31835 |
reischaaf |
reischaaf:
rējsxāf (L216p Oirlo)
|
Zware, lange schaaf met dubbele beitel, waarmee reeds grof bewerkt hout zuiver glad en recht wordt geschaafd. Het schaafblok van een reischaaf is ongeveer 70 tot 80 cm lang, 7 cm breed en 7 cm hoog. Zie ook afb. 36. De reischaaf wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper schaaft er bijvoorbeeld de bovenkant van de duigen van een vat mee glad. [N 53, 61; N E, 35a; N G, 35b; monogr.]
II-12
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
koffer (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
valies (<fr.):
vlies (L216p Oirlo)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)] || koffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
21196 |
reizen |
reizen:
reizen (L216p Oirlo)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19388 |
rek |
schap:
schaap (L216p Oirlo)
|
Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)]
III-2-1
|