23716 |
rozenkrans |
rozenkrans:
roeezekrans (L216p Oirlo)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23722 |
rozenkransgebed |
rozenkrans:
roeezekrans (L216p Oirlo)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
roeezekransmaond (L216p Oirlo)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20846 |
rozijn |
pruimpje:
pruumkes (L216p Oirlo),
rozijn:
rezien (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)] || rozijn, gedroogde druif met pit || verzamelnaam voor krenten en rozijnen
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
krentenweg:
kreentewég (L216p Oirlo),
krinteweg (L216p Oirlo),
pruimpjesweg:
enne bòttrám van pruumkesweg
pruumkesweg (L216p Oirlo),
rozijnenweg:
rezieneweg (L216p Oirlo)
|
krenten en/of rozijnenbrood || rozijnenbrood || wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)]
III-2-3
|
19404 |
rug van het lemmer |
botte kant:
botte kânt (L216p Oirlo)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17640 |
ruggengraat |
ruggenstrang:
ruggestrang (L216p Oirlo)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (L216p Oirlo)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
24240 |
rui |
geruizel:
gerūzel (L216p Oirlo)
|
uitvallen v veren, ruien
III-4-1
|