32578 |
ruige mest |
ruw mest:
rou̯ [mest] (L216p Oirlo)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
ruke (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
ruiken [DC 53 (1978)], [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
koetelen:
koetele (L216p Oirlo)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23451 |
ruimte onder de toren |
onder de toren:
onder den tore (L216p Oirlo)
|
De ruimte onder een naast de kerk staande toren. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33750 |
ruin |
ruin:
røn (L216p Oirlo)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
25115 |
ruisen (van de wind) |
ruisen:
ruuse (L216p Oirlo)
|
het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
rüte noas (L216p Oirlo)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
17885 |
ruk |
ruk:
ruk (L216p Oirlo)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
rukwind:
enne rukwiend (L216p Oirlo),
windstoot:
wiendstoeët (L216p Oirlo),
wiendstoët (L216p Oirlo)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, plotseling heftige wind || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
rent (L216p Oirlo)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|