e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spenen spenen: spenen (Oirlo) spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)] III-2-2
sperwer stootvogel: stotvogel (eerste o kort) (Oirlo) sperwer [DC 42b (1967)] III-4-1
sperziebonen breekboontjes: braekbäöntje (Oirlo), prinsessenbonen: prinsesse-boën (Oirlo), slabonen: slaajboeën (Oirlo), sperziebonen: sperzie-boën (Oirlo), struikerwten: stroekért (Oirlo), struikjesbonen: struukskesboeën (Oirlo) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || princesseboon || princesseboontje || struikerwt I-7
spetteren spetteren: vet spettere (Oirlo) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spiegel spiegel: spiegel (Oirlo) spiegel [SGV (1914)] III-2-1
spiering spiering: spiering (Oirlo) Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)] III-4-2
spiertje trekken spiertje trekken: met lucifers  spierke trekke (Oirlo) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] III-3-2
spijbelen hegschool houden: hekschol halden (Oirlo) spijbelen [SGV (1914)] III-3-1
spijkerbak nagelenbak: nē̜gǝlǝnbak (Oirlo) In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.] II-12
spijkeren nagelen: nē̜gǝlǝ (Oirlo) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12