22492 |
spitsroeden lopen |
overlopen:
ø͂ͅvərluəpə (L216p Oirlo)
|
Tussen twee rijen mensen lopen die een stok hebben en daarmee slaan [door de cordons lopen, door de kardouzen moeten, spitsroeden lopen, spitskar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32749 |
spitten |
spaden:
spāi̯ǝ (L216p Oirlo)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
24706 |
splitsing van de stam |
vork:
vörk (L216p Oirlo)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23327 |
spoken |
spoken:
spouken (L216p Oirlo)
|
spoken (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
23328 |
spoken (ww.) |
spoken:
spouken (L216p Oirlo)
|
spoken (ww.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
23329 |
spook |
spook:
spouk (L216p Oirlo)
|
spook [SGV (1914)]
III-3-3
|
21160 |
spoorweg |
spoor:
’t spoor (L216p Oirlo),
spoorweg:
spoorwaeg (L216p Oirlo)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26307 |
spoorwiel |
spoorwiel:
spoorwiel (L216p Oirlo)
|
Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41]
II-3
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspōr (L216p Oirlo)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
24493 |
sporkehout |
duivelskral:
bes vd vuilboom
dūvelskral (L216p Oirlo),
peggenhout:
vd rhamnus frangula; men snijdt er peggen (houten pennetjes) van
peggehaolt (L216p Oirlo)
|
vrucht vd vuilboom || vuilboomhout
III-4-3
|