19707 |
sport van een stoel |
sproot:
sproeët (L216p Oirlo)
|
dwarsverbinding tussen de stoelpoten, tafelpoten
III-2-1
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
kachelpijp:
kachelpiep (L216p Oirlo)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
19359 |
spotten |
spotten:
spotte (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
spotten (L216p Oirlo),
voor de gek houden:
vur de gek hâlde (L216p Oirlo)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || spotten [SGV (1914)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24248 |
spotvogel |
spotlijster:
mimus polyglottus
spotliester (L216p Oirlo)
|
spotlijster
III-4-1
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
spraon (L216p Oirlo),
sproan (L216p Oirlo)
|
spreeuw [SGV (1914)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
praten:
praotə (L216p Oirlo),
proaten (L216p Oirlo),
spreken:
sprieken (L216p Oirlo)
|
praten [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
sprietsen:
sprietse (L216p Oirlo),
sproeien:
sproeie (L216p Oirlo),
spuiten:
spuite (L216p Oirlo)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
zegenen met vontwater:
zaegene mit feentwater (L216p Oirlo)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24609 |
springzaad |
balsemien:
balsemiên (L216p Oirlo)
|
Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprinkhaan (L216p Oirlo),
sprinkhannek:
sprinkhánnek (L216p Oirlo)
|
sprinkhaan [SGV (1914)]
III-4-2
|