21526 |
staal |
staal:
en staal (L216p Oirlo)
|
kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17819 |
staan |
staan:
stāōn (L216p Oirlo),
stoan (L216p Oirlo)
|
staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
start (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo,
L216p Oirlo),
stērt (L216p Oirlo),
stárt (L216p Oirlo),
stɛrt (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
stubstaart:
ve paard, hond of kat
stoebstárt (L216p Oirlo)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || staart, gecoupeerde — || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-2-1, III-4-2
|
23690 |
stabat mater |
stabat mater (lat.):
stabat mater (L216p Oirlo)
|
Het kruisweggezang "Stabat Mater Dolorosa". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21272 |
stad |
stad:
stad (L216p Oirlo),
stat (L216p Oirlo)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
21749 |
stadsomroeper |
omroeper:
umroeper (L216p Oirlo)
|
de persoon die in een stad of dorp gemeentelijke berichtgeving mondeling bekend maakt [stadsomroeper, belleman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23591 |
staf van de suisse |
lans:
lans (L216p Oirlo),
staf:
staf (L216p Oirlo)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28377 |
stal |
stal:
stal (L216p Oirlo)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
21135 |
stallen |
stallen:
stalle (L216p Oirlo)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24739 |
stam uit een haag |
stek:
stek (L216p Oirlo)
|
Een stam uit een haag (port). [N 82 (1981)]
III-4-3
|