26273 |
staven |
staven:
staven (L216p Oirlo)
|
De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83]
II-3
|
21260 |
steeg, steegje |
gats, gatsje:
gats (L216p Oirlo),
steeg, steegje:
steeg (L216p Oirlo),
straat, straatje:
strēūtje (L216p Oirlo)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steeg [SGV (1914)] || steegje [SGV (1914)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
steek:
steek (L216p Oirlo),
burgemeester, com. v.d. koningin
steek (L216p Oirlo)
|
steek [SGV (1914)] || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-2, III-1-3
|
23306 |
steek met drie hoeken |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (L216p Oirlo)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-3-3
|
25990 |
steekband, standvink |
standvink:
standvink (L216p Oirlo)
|
Elk van de acht schuine steunbalken die de standerd steunen. Zie ook afb. 12. De woordtypen stut (K 357, P 51) en schruutbalk (l 289) worden in de betreffende plaatsen ook gebruikt als benaming voor de binnenste en de buitenste steekband. [N O, 42d; N O, 42e; N O, 42f; Sche 13; A 42A, 90 add.; A 42A, 91]
II-3
|
19527 |
steelpan |
staartpannetje:
startpenneke (L216p Oirlo),
stártpenneke (L216p Oirlo)
|
pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || steelpannetje
III-2-1
|
19408 |
steelvormig handvat |
steel:
steel (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
Rechte greep waarmee b.v. een pan, kan pot, lepel, vork wordt aangepakt (steel, handvat, handsvat) [N 79 (1979)] || steel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20942 |
steen |
pit:
pit (L216p Oirlo)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
19837 |
steen voor de inmaakpot |
moeskei:
moeskej (L216p Oirlo)
|
zware steen op \'t afsluitend deksel van de zuurkool
III-2-1
|
26012 |
steenbalk |
draagbalk:
draagbalk (L216p Oirlo)
|
De zware balk die waterpas op de standerdnok rust en die de gehele molenkap draagt. Zie ook afb. 20. [N O, 42s; A 42A, 92; monogr.]
II-3
|