19833 |
tafelpoot |
tafelpoot:
toffelpoeët (L216p Oirlo)
|
tafelpoot
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
saptrekker:
saptrekker (L216p Oirlo),
tak:
tak (L216p Oirlo),
tek mv (L216p Oirlo),
trekker:
trekker (L216p Oirlo)
|
Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
tak:
tak (L216p Oirlo)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
kroeën (L216p Oirlo),
tak (mv.):
tek (L216p Oirlo)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
tak (mv.) krijgen:
kriegt tek (L216p Oirlo)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19650 |
tamme kanarie |
kanarie:
Net zó láng ko‰tele, wies ge van \'n paerd nog enne kenarie aover het: steeds maar ruilen, maar er ook steeds bij inschieten
kenarie (L216p Oirlo),
kanariepietje:
kenariepietje (L216p Oirlo)
|
kanarie || kanarievogel
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
tānd (L216p Oirlo)
|
tand [SGV (1914)]
III-1-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
tend (L216p Oirlo)
|
tanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
Vgl. SGV-enquête (L 216), blz. 37: tanden (mv.), tend?.
poets ik mien taand (L216p Oirlo)
|
Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tãnt (L216p Oirlo)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|