e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trouwring trouwring: trouwring (Oirlo), trowring (Oirlo) een trouwring [N 96D (1989)] || trouwring III-2-2
trui trui: trui (Oirlo, ... ) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuberculose tbc: tebece (Oirlo), tering: Vroeger  terring (Oirlo) Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
tuierhamer tuierhamer: tūrhāmǝr (Oirlo) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal tuierpaal: tȳrpǭl (Oirlo) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats tuier: tȳr (Oirlo) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuiertouw, tuierketting tuierketting: tȳrkɛteŋ (Oirlo) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuimelen, over de kop gaan over de kop gaan: ovver de kop gaon (Oirlo) het dubbele opbrengen van het oorspronkelijke bod op een veiling [tuimelen] [N 89 (1982)] III-3-1
tuin hof: hof (Oirlo), hofje: Daank is \'n bluumke dat ien wennig höfkes bläöjt: dank is bij mensen soms ver te zoeken De eppelkes die de rieke mit mekaar schelle, zien d\'n duksten tied gejat uut de höfkes van de aerme: de armen zijn dikwijls de dupe van meningsverschillen van de rijken  höfke (Oirlo) bloementuintje || hof [SGV (1914)] III-2-1
tuinbonen duivenbonen: kleiner (dan paerdsboën)  doeveboën (Oirlo), flodderbonen: flodderboeën (Oirlo), paardsbonen: paerdsboën (Oirlo), peͅrtsbuənə (Oirlo), wollebonen: wulleboeën (Oirlo) [N 11A (zj)]Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] || tuinboon I-7