e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verdacht verdacht: verdocht (Oirlo) verdacht [SGV (1914)] III-3-1
verdacht rondlopen schoepen: schupe (Oirlo) Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] III-1-2
verdachte zaak geen zuivere zaak: da⁄s gen zuvere zaak (Oirlo) een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)] III-3-1
verdenken / verdenking? denken: ik daenk dat hej.... (Oirlo) het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] III-3-1
verdienen verdienen: verdiene (Oirlo) geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)] III-3-1
verdieping boven: baove (Oirlo), stock (d.): stok (Oirlo), òp de hoevulste stok wònde: op de hoeveelste verdieping woon jij  stok (Oirlo), verdieping: \'r mankieërt wat ien de bovveste verdieëping: er is iets niet in orde met het verstand  verdiēping (Oirlo) De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)] || etage || verdieping || verdieping, etage III-2-1
verdord verdord: verdörd (Oirlo) Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3
verdriet; verdriet doen jammer: jommer (Oirlo), leed: leid (Oirlo), lieëd (Oirlo), pijn: pien (Oirlo), pijn lijden: pien lieje (Oirlo), spijt lijden: spiet lieje (Oirlo), verdriet: verdriet (Oirlo), verdriēt (Oirlo) een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || leed, verdriet, ellende || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] || verdriet, leed III-1-4
verduisteren achterhouden: āchterhâlde (Oirlo), achteroverdrukken: achteraoverdrukke (Oirlo) ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken] [N 90 (1982)] III-3-1
verdwenen ertussenuit: d`r tussen uût (Oirlo), foetsie: foetsie (Oirlo), weg: weg zien (Oirlo) Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)] III-1-2