18054 |
vergiftigen |
vergiftigen:
vergiftige (L216p Oirlo)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergoeien (L216p Oirlo)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
verhaal:
verhaal (L216p Oirlo),
vertelseltje:
vərtelsəlkə (L216p Oirlo)
|
een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)] || verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21152 |
verharde weg |
asvaltweg:
asfalt-waeg (L216p Oirlo),
teerweg:
tarwaeg (L216p Oirlo)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
ôpwaerme (L216p Oirlo)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21660 |
verhogen |
opzetten:
d⁄r wat ôpzette (L216p Oirlo)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
ondervragen:
ôndervraoge (L216p Oirlo),
verhoren:
verhure (L216p Oirlo)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
verhuze (L216p Oirlo)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjoardag (L216p Oirlo)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
lopen met:
dè löpt mit (L216p Oirlo),
vrijen:
dè vrijt mit (L216p Oirlo),
vrejen (L216p Oirlo)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|