e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliermerg vlierenmerg: vliēremaerg (Oirlo) vlierboom: het merg III-4-3
vlijtig liesje vlijtig liesje: vlijtig liesje (Oirlo) Sultansbalsemien (Impatiens walleriana Hook.). De bovenste bladeren meest tegenoverstaand. De stengel is niet zeer fors en hoogstens 1 m hoog. De bloemen zijn rood of wit, tamelijk vlak, met zeer lange en dunne, gebogen spoor (vlijtig liesje, nooitrust). [N 92 (1982)] III-2-1
vlinder vlinder: vlendər (Oirlo), vlinder (Oirlo, ... ) vlinder [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondejuke (Oirlo), vlinderstrikje: vlinderstrikske (Oirlo) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloeë(n) (Oirlo), vloeën (Oirlo), vloon: vloun (Oirlo) vlo || vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) mensenvlon: meensevloeë(n) (Oirlo), vleun: vleun (Oirlo), vloen: vlūūën (Oirlo) vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlo v mensen || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloed, hoogtij hoogwater: n.v.t.  ⁄t is hoëg water (Oirlo) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloek vloek: vloek (Oirlo, ... ) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken godveren: godverre (Oirlo), vloeken: vloeke (Oirlo, ... ), vloeken (Oirlo, ... ) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)], [SGV (1914)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloer vloer: vlūr (Oirlo) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9