23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
voetgebede (L216p Oirlo)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19384 |
voetkussen |
poef:
poef (L216p Oirlo)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (L216p Oirlo)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
vogel (L216p Oirlo),
vogel (mv.):
vuggel (L216p Oirlo),
vogeltje:
vuggelke (L216p Oirlo)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|
24590 |
vogelkers |
vogelkers:
vogelkers (L216p Oirlo)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24755 |
vogelmelk |
vogelmelk:
vogelmelk (L216p Oirlo)
|
Vogelmelk (ornithogalum umbellatum 10 tot 30 cm groot. De bladeren zijn wortelstandig, smal, plat, en wit gestreept; de bloemen bevinden zich in een schermvormige tros met afstaande steeltjes, het bloemdek is 6-bladig, van binnen wit, van buiten groen m [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24269 |
vogelmest |
mest:
mist (L216p Oirlo),
poepje:
puupke (L216p Oirlo),
stront:
stroond (L216p Oirlo)
|
uitwerpselen v vogels || vogelmest (douane) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24487 |
vogelmuur |
muur:
mīer (L216p Oirlo)
|
Muur (stellaria media 5 tot 30 (cm?) hoog. De stengels zijn liggend of opstijgend, rond, met 1 rij haren; de bladeren zijn eivormig, de onderste gesteeld; de bloemen zijn klein en wit van kleur, de kroonbladeren zijn even lang als, of korter dan de kelk [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
sǝdɛl (L216p Oirlo)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|
24270 |
vogeltje dat nog niet kan vliegen |
nog geen vlug jong:
nog gen vlug jônge (L216p Oirlo)
|
een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)]
III-4-1
|