24575 |
warkruid |
wrang:
wrang (L216p Oirlo)
|
Warkruid (cuscuta europaea 30 tot 140 cm grote plant. Eenjarige windende woekerplant zonder bladgroen; de stengels zijn dun, met zuignapjes, vaak rood van kleur; de bladeren zijn schubvormig; de bloemen groeien in kleine, dichte hoofdjes en zijn klokvor [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm (L216p Oirlo),
⁄t is waerm (L216p Oirlo)
|
warm [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19717 |
was |
was:
weisch (L216p Oirlo)
|
wasch [SGV (1914)]
III-2-1
|
19713 |
wasblok |
wasbok:
wesbòk (L216p Oirlo)
|
driepoot waarop de wastobbe stond
III-2-1
|
19714 |
wasbord |
vroebbel:
vroebel (L216p Oirlo)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
23597 |
wasdraad |
lemmet (<lat.):
limet (L216p Oirlo)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19658 |
wasgoed |
wasgoed:
wâsgoēd (L216p Oirlo)
|
wasgoed
III-2-1
|
19598 |
wasketel |
sopketel:
sopketel (L216p Oirlo),
soppot:
soppot (L216p Oirlo)
|
grote ronde ketel waarin de was en/of het varkensvoer gekookt werd
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
peg:
Aanvankelijk werd het wasgoed vastgeklemd met een open gesneden takje ca 10 cm lang. In de lengte was dit voor de helft open gekerft en het werkte zodoende klemmend
peg (L216p Oirlo),
pinnetje:
pinneke (L216p Oirlo),
waspinnetje:
wâspinneke (L216p Oirlo)
|
wasknijper || zeer oude benaming voor een soort wasknijper
III-2-1
|
19752 |
waskom |
wasblik:
wâsblek (L216p Oirlo)
|
waskom
III-2-1
|