20733 |
wortelenvlaai |
wortelenvlaai:
Syst. WBD
wortele-vlaaj (L216p Oirlo)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24736 |
wortelhals |
wortelhals:
wortelhals (L216p Oirlo)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20919 |
wortelstamppot |
wortelmoes:
wortelmoes (L216p Oirlo)
|
wortelstamppot
III-2-3
|
20917 |
wrang |
wring:
vring (L216p Oirlo)
|
wrang van smaak
III-2-3
|
18117 |
wrat |
wrat:
vrat (L216p Oirlo)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
wreef:
vreef (L216p Oirlo)
|
wreef [SGV (1914)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
neutelijk:
cf. Schuermans p. 408 s.v. "neutelijk"= moeilijk, lastig (Limb. cf. WNT IX, kol. 1911 s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"...."Aanm. Gewestelijk bestaat een woord neutelig, knorrig, slechtgehumeurd...waarschijnlijk een bijvorm van netelig..
nuuëtelek (L216p Oirlo)
|
kort aangebonden, korzelig
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
wrieve (L216p Oirlo)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
uitknijpen:
#NAME?
uutkniepe (L216p Oirlo),
wringen:
wringen (L216p Oirlo)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroeten:
vrute (L216p Oirlo),
vrȳtǝ (L216p Oirlo),
vrüten (L216p Oirlo)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)]
I-12, III-1-2
|